Tabakshandel
Tabakshandel in Nederland
‘Amsterdams koopmanschap’
Waarom werd de tabakshandel in Nederland zo enorm groot en was zij bijzonder lange tijd, namelijk ruim 250 jaar lang, zo uitermate succesvol?
De ondernemende Amsterdamse koopman ‘anno 1750’ beschikte op de juiste plek op het juiste moment in de geschiedenis, over de noodzakelijke financiële middelen, handelskennis en –relaties, om jarenlang bijzonder rijk en succesvol te worden in de tabakshandel.
De tabakshandelaar, al relatief snel een winstgevend en gerespecteerd beroep, kon naar behoefte de geïmporteerde buitenlandse tabakssoorten mengen met relatief goedkope inlandse tabakken en daarmee jarenlang de Engelse handelaren aftroeven met lagere marktprijzen. De binnenlandse aanvoer van tabak zorgde eveneens voor een welkome aanvulling voor de onregelmatige aanvoer van tabak uit Brazilië, West-Indië en later Oost-Indië.
De tabaksteelt in de provincies utrecht en Gelderland kon vooral van de grond komen dankzij het samenspel met de veel meer wereldwijd georiënteerde tabakshandelaren uit Amsterdam. Deze ‘vroegkapitalistische’ handelslieden waren namelijk bereid de (van te voren zoveel mogelijke ingeschatte) handelsrisico’s te dragen. De uiteindelijke winsten leverden meestal meer dan voldoende op om het volgende oogstjaar opnieuw te kunnen voorfinancieren en de continuïteit van hun handel te garanderen.
Machtig handelscentrum
Amsterdam ontwikkelde zich als machtigste handelscentrum van de West-Europese tabakshandel en verzekerde zich vele tientallen jaren van voldoende aanvoer van goede kwaliteit tabak. Aan het einde van de 17e eeuw en gedurende de gehele 18e eeuw, vertoonde de handel een sterke expansie. Amsterdam vormde ruim 150 jaar lang de centrale overslagplaats en handelsbeurs van tabak uit alle windrichtingen van deze aarde.
Tabakssoorten uit alle windstreken
Tussen 1600 en 1880 kwamen vooral de tabakssoorten uit de Spaanse en Portugese koloniën naar Amsterdam en Rotterdam, aangevuld met de wat later geteelde Amerikaanse Virginia en Maryland-tabak. Dan vanaf eind 19e eeuw kwamen er vervolgens de eigen koloniale Sumatra- en Javatabak daarbij, en na 1900 (in mindere mate) nog de Turkse, Griekse en Russische Oriënttabak. Al deze tabakssoorten vonden hun plaats in de Amsterdamse en Rotterdamse pakhuizen en werden verhandeld op de toenmalig beroemde handelsbeurzen in die plaatsen.
1948 einde glorietijd Amsterdam
De glorietijd van met name Amsterdam duurde, met onderbrekingen tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog, voort tot aan de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesia in 1959. Hierna werden de havensteden Hamburg en Bremen de belangrijkste handelssteden op dit gebied. De lange tijd oh zo beroemde, maar inmiddels 'eenzaam' overgebleven tabaksbeurs Frascati aan De Nes in Amsterdam, verdween daarmee ook. Frascati doet nu dienst als theater.
Hoewel de ‘fysieke’ handel van tabak in Amsterdam en Rotterdam, dus sinds de onafhankelijkheid van Indonesië verdwenen is, zijn er nog her en der in de Amsterdamse binnenstad vele oude pakhuizen te bewonderen waarin eens het kostbare tabaksproduct werd opgeslagen. Het bombardement van Rotterdam in 1940 heeft helaas in die stad daarvan weinig overgelaten.